Maandelijks archief: augustus 2020

Mijn reptielenbrein #60

(augustus 2020)

Poesberichten (3)

En toen ging het ineens mis..

Het kwam niet helemaal onverwacht of uit de lucht vallen, de onheilstijding. Toen ik die donderdag van huis ging vroeg ik me even af of poesie G ons huis ooit nog zou terugzien.

Ik moet bekennen – en daar schaam ik me best een beetje voor – dat ik tijdens de laatste loodjes van Mijn reptielenbrein met het (literaire) idee gespeeld heb. Zou het niet super ontroerend en aangrijpend zijn als poesie G ergens op de laatste bladzijden zou sterven? Soms is schrijven een wreed spel.

In de wachtkamer van de de dierenarts aan het pleintje maakte poesie een vreemd geluidje, zacht en klagelijk. Dat deed hij anders nooit. Hij is best wel dapper en vasthoudend. Het beviel me niet.

In de behandelkamer, even later, waren we er snel uit. Poesie G bleek opnieuw fors te zijn afgevallen en maakte een apathische, lusteloze indruk. Niet nog een keer een infuus. Het ging gewoon niet meer.

Ik heb me vanaf januari voorgehouden dat het welzijn van G voorop moest staan en dat ik deze behandeling niet eindeloos zou rekken. Na advies van dierendokter L2 was ik er in tien minuten uit.

Het was niet meer nodig om poesie G in de literaire fictie van dit verhaal te laten sterven. Het zou echt gebeuren, met echte tranen. Soms haalt de werkelijkheid de fictie in. Ik wil niet spoilen, maar misschien gebeurt dat nog wel een keer.

Ik besloot – na enige aarzeling – dat het beter  was om het geen dag langer meer uit te stellen. We zouden het direct doen. We waren hier nu toch. Poesie G zou een spuitje krijgen, zoals dat heet. Of liever gezegd: twee spuitjes.

De eerste was een verdoving, waarmee G in een diepe slaap zou geraken. De tweede was een dodelijke injectie. Ik bleef er tot het einde toe bij, om mijn gebrekkige, oude krijger en tijger te steunen. Tijdens de voorbereidingen en de uitleg van de procedure at poesie G nog dapper een paar kattensnoepjes en een stukje gedroogd vlees of gedroogde vis. Het was eigenlijk best hartverscheurend. Het laatste stukje bliefde hij niet meer.

Ik aaide hem en stelde hem gerust. Paraveterinair K kwam nog even afscheid van de patiënt nemen. Ik had de indruk dat poesie G. er vrede mee had. Hij was heel rustig, moegestreden. Bij de tweede injectie had dierendokter L2 niet eens de gehele dosis nodig. Het hartje van poesie G was al opgehouden met tikken. Poesie G was niet meer.

We probeerden zijn oogjes netjes te sluiten, maar dat valt niet mee bij overleden katachtigen. Dierendokter L2 zei dat ze mij een knuffel zou geven als De situatie dat zou toelaten. Toen was het klaar

We bewijzen poesie G nog even de laatste eer. Dan verlaten we de behandelkamer. Ik heb dan al besloten om poesie G hier achter te laten, nu ik toch niets meer voor zijn persoonlijk welzijn kan doen. Ik heb geen zin in een half illegale heimelijke begrafenis in Binnentuinesië of het Oosterpark of zo. En met urnen heb ik niet zoveel. Van dierendokter L2 krijg ik een piepklein medicijnflesje mee met een toefje geschoren vacht van poesie G. Daarmee kan ik hem helaas niet klonen, vertelt ze, maar dat lijkt me toch al niet zo’n goed idee gezien zijn genetische aanleg voor een waslijst kwalen. Bovendien was er maar een als poesie G en dat moet voorlopig zo blijven.

Daarna voldoe ik de laatste factuur en neem afscheid van het dienstdoende deel van de medische crew die poesie G de afgelopen maanden zo liefdevol heeft bijgestaan. Ik ga naar huis met een leeg reistasje, geen zin in een ijsje. Het is nog steeds bloedheet, maar het is voorbij. Het is beter zo.


Mijn reptielenbrein #59

(6 augustus 2020)

Poesberichten (2)

Naar de dierenarts op het pleintje, elke donderdag zo goed als vaste prik.

Het is snik(kel) heet in de stad en poesie G zit bereidwillig in een reismandje. Hot town summer in the city /Back of my neck is dirty and gritty. Nou ja, niet overdrijven Jos: dat dirty en gritty valt reuze mee. Misschien moeten we die hele verfilming  van Mijn reptielenbrein maar gewoon vergeten: we gaan gelijk voor de musical! Wat dacht je van Cats?

Gutsend van het zweet langs de nieuwe ijswinkel die daar als een fata  morgana staat te verlokken. Doesn’t seemed to be a shadow in the city. We bellen een paar deuren verder netjes aan. Ik ken alle assistentes en dierendokters inmiddels bij naam.

Tot vanmiddag dacht ik dat dit vooral míjn wekelijkse  COVID19-uitje  is, maar de laatste weken valt me op dat poesie G in zijn zijn geheel niet meer protesteert als ik hem in zijn zwarte tasje prop. Voor hem is het ook een uitstapje en een welkome onderbreking van de dagelijkse sleur, dunkt mij.

We nemen even plaats in de wachtkamer. Altijd een genot om langs de zijlijn de baasjes en de beestjes te bestuderen. Cool cat lookin’ for a kitty. Daar kan geen terras tegenop. Nou ja, heus wel.

Handen schudden doen we al maar dan niet meer en zelfs bij de dierenarts is er geen hond die dat mist.

Paraveterinair Ch geeft poesje in operatiezaal snel zijn wondershotje vitamine B12, maar ze wil dat dierenarts L2 nog even naar poesie G kijkt. We keren weer terug naar de wachtkamer.

Het hele idee  – in hoeverre er bij mij sprake kan zijn van zoiets pretentieus en grote mensen-achtigs als hele ideeën – was en is en dat ik als mantelzorger poesie G door de laatste fase van zijn leven zou leiden en dat poesie G mijn zou bijstaan in deze vreemde en soms eenzame tijden. Tot nu toe is dat gelukt. Het mantelzorger zijn voor een dier gaat mij stukken makkelijker af dan het mantelzorgen voor een mens. Maar er is een moment dat ik een beslissing moet nemen en dat moment komt onontkoombaar steeds dichterbij. Tot die tijd gaan wij nog even door..

De nieuwe Spaanse dierenarts waarvan ik de naam niet meer weet maar die we gemakshalve maar Dolores zullen noemen staat niet heel veel later L2 liefdevol bij. Poesie G gedraagt zich zoals bijna altijd voorbeeldig.  Hij geniet van alle aandacht en culinaire attenties. Vanmiddag blijkt de modelpatient een beetje geobstipeert te zijn en bovendien is hij wat uitgedroogd. Hij krijgt een vlug infuus. Dat is zo’n plastic zak vloeistof aan zo’n paal, net als bij mensendieren in een humaan ziekenhuis. En de mantelzorger krijgt een laxeermiddel mee. Nou ja, krijgt? Goedkoop zijn deze wekelijkse uitstapjes niet, maar alles voor de liefde en de missie. Moedig voorwaarts. Dat wordt straks weer vloekend digitaal declareren bij de zorgverzekeraar, mijn beste investering ooit. Als het Opperwezen straks een grote rooie kater blijkt te zijn zit ik in het Hiernamaals wel snor en als gebeiteld. 

We nemen afscheid van de medische crew en gaan weer naar huis. In the summer, in the city.


Mijn reptielenbrein #58

(zomer 2020)

Bruin

Er is een mevrouw en die heet Natacha Harlequin. Ze is advocaat en zei laatst dat je geen bruin mag zeggen, maar dat ‘zwart’ de juiste term is. Ze zei dat bij de beruchte laatste aflevering van Veronica Inside. Ik weet niet meer precies wat Harlequin – schitterende achternaam overigens – tegen het woord bruin heeft of wat er zo verkeerd aan is, maar ik trek het echt niet om die uitzending nogmaals te gaan opzoeken en te gaan herbekijken. Natacha Harlequin is van Surinaamse afkomst.

Dan is er nog een andere mevrouw en die heet Anousha Nzume. Ze is onder andere actrice en heeft een boek geschreven dat Hallo witte mensen heet. Ze is half Russisch (moeder) en half Kameroens (vader). Dat zou niet zo heel relevant zijn als Nzume zichzelf niet ‘bruin’ noemde, in een radioprogramma. 

Ergo: Natacha Harlequin is dus zwart en Anousha Nzume is bruin. Verwarrend, ingewikkeld, moeilijk, moeilijk, moeijûhlûk.

Als je heel consequent zou zijn zou Nzume zich als vrucht van een zwarte vader en witte moeder beter grijs kunnen noemen, kleurtechnisch gezien. Maar dat wil je niet. Dat wil niemand. Grijs is de op één na meest onsexy kleur van het hele fokking spectrum. Niemand wil grijs zijn of grijs genoemd worden.

De minst sexy kleur van het spectrum is beige, doch dat terzijde. Beige is de schutkleur der bejaarden. Beige is de kleur van grafstenen en bijna doodervaringen. Beige: alleen dat woord al.

Nu mag iedereen zich natuurlijk de kleur toe-eigenen die hij (m/v) zelf wil. We leven in een vrij land. Als jij jezelf pimpelpaars wilt noemen of bordeaux-groen, ik vind het best en bovendien dikke prima.

Wit, blank, zwart, bruin, getint, licht getint: ik vind al die begrippen au fond verschrikkelijk, maar moet ze nu even optuigen en gebruiken om mijn punt te kunnen maken.

Maar het woord zwart is – behalve de aanduiding van een huidskleur – ook de benaming voor een groep Nederlanders met (veelal) een migratieachtergrond die zich onder die gemeenschappelijke noemer zwart als een minderheidsbevolkingsgroep afficheren. En tot die groep rekenen zich bijvoorbeeld ook Turkse Nederlanders die – laten we wel wezen – nauwelijks zwart te noemen zijn en zelfs over het algemeen niet niet eens ‘getint’ of zelfs maar ’licht getint’.

Het kromme en foute en treurige en gevaarlijke is dat vooral de militant-activistische antiracisten voortdurend en veel vaker onderscheid maken op basis van kleur dan de gematigde post-christelijke humanisten (die over het algemeen heus wel tegen racisme zijn). Als ik me dan toch ergens toe moet rekenen en als iets moet beschouwen dan maar als behorend  tot het post-christelijke humanisme, in godsnaam.

Het zijn juist de radicale politiek-activistische antiracisten die dus steeds en tot vervelens toe het verschil tussen zwart (of bruin) en wit (of blank, etcetera) benadrukken. Je zou dat voortdurend onderscheid maken op basis van kleur iets kunnen noemen, maar dat ga ik hier niet hardop en zwart op wit doen.

Deze militante groep van antiracisten draagt  op deze manier in ieder geval niet enorm bij tot betere integratie, harmonie en wereldwijd begrip voor elkaar. Juist door steeds onderscheid te maken op basis van kleur – of van wat dan ook: opleiding, afkomst, geaardheid, inkomen – werk je juist  polarisatie in de hand. 

Ik merk dat ik me in het dagelijkse omgangsverkeer met mijn allochtone buurtgenoten de laatste maanden ongemakkelijker voel, omdat ik me steeds afvraag of ik me wellicht niet racistisch uitdruk dan wel gedraag. Daardoor wordt dat contact ongemakkelijker en geforceerder. Dat kan nooit de bedoeling zijn van het racisme-debat. Er is ook niks mis met dat debat, maar er is wel heel veel mis met de wijze waarop het wordt gevoerd, vooral als dat op sociale media gebeurt. 

In plaats van altijd maar etiketjes of stickers op mensen te plakken zouden we die plakplaatjes ook van elkaar kunnen losweken of afpeuteren en vervolgens verfrommelen. Of er fraaie vliegtuigjes van vouwen. Of kraanvogels, maar dan moet je wel enigszins bedreven zijn in de kunst van de origami.


Mijn reptielenbrein #57

(augustus 2020)

De rede en de vrede

Dit was de zomer van minstens drie wereldomvattende levensbedreigende globale problematieken, hieronder min of meer in volgorde van importantie.

De situatie/het c-woord. Daar is al veel heel veel over gezegd en geschreven (en weinig over gezwegen).

Het r-debat. Aangejaagd door een (relatief) klein Amerikaans geweldsincident in de Verenigde Staten dat – terecht – wereldwijd verontwaardiging heeft gewekt. Op dit moment – begin augustus – is die raciale storm enigszins geluwd, terwijl De situatie juist vanuit de spelonken van de schijnbare windstilheid weer aan het aanwakkeren is door allerlei vooralsnog klein maar niet minder verontrustende en zorgwekkende aanzetten tot tweede golfjes en tweede golven. Het is nog niet voorbij, mensen.

In de slipstream van die tweede en vooral die eerste problematiek is een derde akelige tendens zich aan het ontwikkelen: de hopelijk niet definitieve outbreak van wat ik maar de karavaan der gekkies zal noemen: de virussceptici en -ontkenners, de klimaatontkenners, 5G-vandalen, de Jensens, de dansleraren, de anti-vaxxers, de antifarmaceuten en anti-semieten en Bill Gates-haters en vooral de complotdenkers uit dan wel extreem linkse, dan wel extreem rechtse of extreem onbenullige hoek. Kortom, de ridiculen die je niet mag ridiculiseren, want je moet ze serieus nemen.

Van al deze drie globale tendensen is die laatste het lastigst in te schatten. Hoe gaat die zich ontwikkelen? 

Toen ik aan dit – tja, wat is het eigenlijk? – project begon had ik niet de intentie om over kwaadaardige virussen en racisme te schrijven. Dat zijn niet zo mijn onderwerpen, maar ze kwamen wel op het pad van de actualiteit. Die gekkies, dat vind ik dan wel weer een lollig onderwerp. Ik heb ook niet zoveel moeite om er tegen zulke lieden die zich zo nadrukkelijk de publieke openbaarheid in manoeuvreren met gestrekt been in te gaan. Dat zal ze leren! Dat verdienen ze.

De actualiteit heeft me deze zomer gedwongen partij te kiezen en me uit te spreken. Ik was veel liever over sociale ongemakkelijkheden en taalkundige struikelpartijen blijven schrijven, maar soms moet je onder je veilige steen vandaan komen, zeker als je half-mens-half-reptiel bent (zoals ik).

En soms moet je een standpunt innemen. Nou, dat hoeft uiteraard niet, maar als jij met iedereen bevriend wilt blijven om de lieve vrede te bewaren dan weet ik niet of ik jouw vriend nog kan zijn. Daar moeten we daar maar eens een keer ernstig over praten.

Ik wil graag afsluiten met wat hapklare soundbytes of bullet points of hoe je ze ook wilt noemen. Dat is wel lekker commercieel ook. Mijn kachel moet deze winter ook weer branden. Hopelijk brengen ze wat rede bij en leiden ze tot enige vrede in deze bange tijden:

• Het virus is er nog
• Niet alles is racisme en niet iedereen is racist
• Niet alles is een complot.
• Reactionaire snordragers hebben ook recht op vrijheid van meningsuiting
• Hoedjes van aluminiumfolie zullen je niet redden
• Polio is echt een kloteziekte
• Je bent veel minder uniek dan jezelf denkt.
• Je mag alles zeggen, maar het hoeft niet altijd en ook niet op elk moment
• Ga als je de traditionele media niet vertrouwt niet de eerste de beste goeroe achterna hollen
• Vertrouw iedereen, maar tot op zekere hoogte
• Je bent dan wel veel minder uniek dan jezelf denkt maar mag er best zijn
• Wees een beetje lief voor elkaar
• Doe niets wat ik ook niet zou doen
• Hou vol!


Mijn reptielenbrein #56

(lente-zomer 2020)

Het begin (van het einde)

Nu we bijna aan het einde van dit verhaal zijn neem ik u mee naar het begin. Ik was in The G[ambia], half tegen mijn zin. Ik zeg The G[ambia] om te bewijzen dat ik daar echt geweest ben en niet zomaar wat verzin en fabuleer. Het wordt door the locals The G[ambia] genoemd – denk ik – omdat die daarmee direct verwijzen naar de rivier The G[ambia], waar het land naar is vernoemd en als het ware omheen is geklemd.

Om het nog ingewikkelder te maken ligt het land The G[ambia] op zijn beurt weer ingeklemd in het veel grotere land Senegal, op een relatief smalle kuststrook na. Bovendien is Senegal veel rijker dan The G[ambia], ik moet eigenlijk zeggen: veel minder arm. Ik hoop dat ik het zo goed heb uitgelegd heb, mevrouw van H. Mevrouw van H dat was mijn oude aardrijkskundelerares.

Enfin. We waren nog niet geland of alles was anders geworden in The G[ambia], en in de ganse wereld. Als op het gehavende, viezige vliegveld van de hoofdstad B (en ik vind niet zo gauw dingen vies: dat is iets karakterologisch) werd onze lichaamstemperatuur gemeten en niet eens steekproefgewijs maar gewoon van ons allemaal éen voor éen. Dat gebeurde op een nogal amateuristische manier die weinig vertrouwen inboezemde, maar ze deden tenminste hun best, the people of The G[ambia]. Ze vertrouwden ons Europeanen voor geen cent en ik kon geen ongelijk geven!

We waren dus met onze neuzen midden in de boter in De situatie beland, al heette dat nog niet zo. Ik had at nog niet bedacht. De pleuris, zo zou je het toen ook kunnen noemen, want de pleuris kan ook veroorzaakt worden door een virus.

We wisten er nog niet zoveel van. Die circa tien dagen in The G[ambia] – de verschilden voor ons per persoon – hielden we het Hollandse nieuws zo goed en zo kwaad als dat ging in de gaten met de gammele wifi-installatie van de hotelbar. Ik herinner me die eerste pestconferentie nog en vooral dat eerste, dramatische filmpje dat begon met zwartwitbeelden van de Haagse hofvijver. Daarna Rutte in beeld en toen dachten we: Oei, dit is serieuze business..

Het voelt allemaal als een halve eeuwigheid geleden, maar het is nog geen vijf maanden terug.. Er was een leuk, jong stel met twee kleine kinderen die bij de (schoon)ouders in Nederland logeerden. Ze waren voor het eerst weer met zijn tweetjes op pad. Een van die kinderen kreeg ineens hoge koorts. We wisten toen nog nauwelijks iets, niet dat (kleine) kinderen relatief weinig risico lopen. Maar ik heb paniek in de ogen gezien, paniek en tranen. Gelukkig konden ze eerder naar huis en was het loos alarm.

Het was bier drinken van het enige lokale biermerk in heel The G[ambia], JulBrew geheten, af en toe een dagexcursie aanvangen en hangen bij het zwembadje; dansen op de vulkaan. ’s Avonds zochten we elkaar op aan diezelfde bar en rond de tafeltjes bij de poolbar en dronken nog meer bier. Figuurlijk en letterlijk waren we ver van huis. We voelden ons een beetje kolonialen, althans: ik wel. Maar het is goedgekomen. We hebben het zonder noemenswaardige kleerscheuren overleefd. Wij wel, want na dat weekend lag het toerisme in The G[ambia] (minstens) voor de rest van het seizoen op zijn gat.


Mijn reptielenbrein #55

(augustus 2020)

Kleur

Vanaf hedenavond gaan we alleen nog maar denken in oplossingen en in wereldharmonie. Is dat niet heerlijk?

Op een of ander manier voel ik een enorme weerzin tegen de benamingen man(nen) van kleur, vrouw(en) van kleur, personen van kleur in de betekenis van iemand(en) die niet blank (wit/autochtoon) is/zijn. Verschrikkelijk.

Het is de politiek correcte vorm afgeleid van het Engelse man/woman of color die de laatste jaren opgang maakt, doch daarom niet minder verschrikkelijk is. Natuurlijk valt er wel een en ander te zeggen om deze nieuwe benaming te gebruiken, maar er valt ook heel wat tegen in te brengen.

Om mijn punt te maken zal ik me beperken tot dat laatste. Van kleur kun je ook associëren met of opvatten als kleurrijk, en kleurrijk heeft volgens Van Dale de betekenis: ‘iem. die door zijn levendige optreden de aandacht op zich vestigt’.

Dat is niet per se een heel positieve eigenschap/betekenis dus. Niet elke man of vrouw ‘van kleur’ wil ook kleurrijk zijn en daar is wel iets voor te zeggen. Kleurrijk staat in de betekenis van de aandacht op zich vestigen’ ook voor ‘aanwezig’ of ‘excentriek’ of ‘buitenissig’, of ‘aanstellerig’, etcetera etcetera. Met als gevolg – en nu ga ik de toekomst voorspellen – dat tussen pakweg morgenochtend vroeg en over enkele jaren ‘personen van kleur’ aanstoot gaan nemen aan die benaming, met als gevolg dat ook deze terminologie besmet raakt met negatieve connotaties en daarmee taboe wordt en, ergo: dat we op niet al te lange termijn WEER op zoek moeten naar een aanvaardbare etikettering voor deze groep.

Bent u er nog?

Maar nu het goede nieuws. Er stond me iets bij dat wit niet altijd als een kleur wordt gezien in de hogere kleurenkunde. Misschien heeft mijn moeder mij dat ooit wijsgemaakt, of heb ik dat op de basisschool meegekregen. En dan heb ik het nu dus over de kleur wit en niet het raciale/etnische/maatschappelijke begrip wit.

Hetzelfde blijkt – tot mijn grote vreugde en na na ‘urenlange research’, haha! – te gelden voor de kleur zwart. Sla de Wikipediapagina’s ‘wit (kleur)’ ‘zwart (kleur)’ er maar eens op na!

En toen had ik mijn eureka-moment. Ik stel me voor dat als Mijn reptielenbrein te zijner tijd verfilmd zal worden de acteur die mij speelt in een in stemmig zwartwit geschoten scène uit bad opspringt en roept: ‘Eureka, dat is toch heel mooi! Zowel wit als zwart zijn geen echte kleuren! Dus kunnen we dat onderscheid tussen zwart en wit ook niet meer maken, want tussen twee niet-kleuren kán en hóef en mág je niet kiezen!

Oplossingen mensen, har!-mo!-nie! Ik woon potjandikkie niet voor niks op steenworp afstand van de Archimedesweg. 

Rest alleen nog de vraag wie mij in die blockbuster gestalte gaat geven..


Mijn reptielenbrein #54

(augustus 2020)

Iets over Britt

In het best aardige maar weinig opzienbarende luchtige zomerprogramma Op vrijdag van Renze Klamer is Britt Dekker te gast. En Frank Evenblij, v/h Jakhals Frank. Ze blijken elkaar goed te kennen. Britt heeft al jarenlang een relatie met de beste vriend van Frank. Dat zijn van die leuke weetjes om zo snel mogelijk te vergeten.

Dan zegt Britt iets, iets oergeestigs. Britt behoort tot de weinige BN’ers die niet verknald zijn door mediatraining. Of de mediatraining heeft niet geholpen bij Britt, omdat Britt niet zat op te letten.

Het gaat over woninginrichting (of zo) en dan zegt Britt: ‘Ik hou van rommel. Het personifieert je huis zo lekker!’ Vervolgens geeft ze een sneer aan de liefhebbers van de strakke, witte designinterieurs van Jean des Bouvrie en dan kan Britt bij mij helemaal niet meer stuk. En dat academische on-Brittse woord personifieert uit de mond van Britt. Dat is ook niet mis.

Ik en wij allemaal hebben jarenlang gedacht dat Britt heel dom was. Dat is niet zo. Dat was een pose. Je moet heel slim zijn om de pose domheid te gebruiken om je intelligentie en wijsheid de camoufleren.

Zo kan het dus ook, Doutzen. Ik denk niet dat Britt ‘urenlange research’ gepleegd heeft om tot de conclusie te komen dat rommel zo heerlijk je huis personifieert.

Dat mis ik een beetje, de afgelopen maanden. Lichtvoetigheid en zelfspot. Alles is zo zwaar. Iedereen is zo boos en verontwaardigd. Iedereen voelt zich voortdurend gediscrimineerd, ondergewaardeerd, miskend, beledigd en tot in het diepst van de ziel gekwetst. We zijn voortdurende op onze lange teentjes getrapt. Ik kijk wat om me heen en zie dat mijn huis volledig volgens de wetten van Britt is ingericht. Het zou zo door haar gestyled kunnen zijn. Volgens mij ligt Jean des Bouvrie ergens dood bij mij onder de bank. Dat zou ook de heerlijke mediastilte rond zijn persoon verklaren. En mijn bank is niet eens wit! Lang leve Britt! Weg met design en dat alles ‘matcht’ met elkaar. Wie heeft ooit bedacht dat dat zou moeten? Houd er mee op! Er bestaat geen harmonie. Chaos in de natuurlijke orde. In het echte leven matcht ook niet alles met elkaar. Je creëert er een schijnorde mee waar je alleen maar ongelukkig van wordt. Wees als Britt.

 


Mijn reptielenbrein #53

(augustus 2020)

De kers op de taart (2)

In het lied American Pie (1971) van Don McLean (1945) komt in het refrein of de aanloop van het refrein de zinsnede the day the music died voor. En ook de regels But February made me shiver / with every paper I deliver / Bad news on the doorstep / I couldn’t take one more step. 

De krantenjongen die in het lied American Pie woont heeft de ondankbare en tragische taak het slechte nieuws te verspreiden en we weten inmiddels allemaal waar dat over gaat: de tragische dood van Valens, Richardson en vooral Holly. de regels I can’ remember if I cried / when I read about his widowed bride slaan ongetwijfeld op Maria Elena Santiago, met wie Holly op dat moment net een half jaar getrouwd was. 

Een tragisch begin van een bij vlagen best opzwepend en opgewekt klinkend lied. De term The day the music died is dus bedacht door Don McClean en is vanaf de jaren zeventig synoniem geworden voor die vreselijke dag zo’n veertien jaar eerder. McClean heeft 3 februari 1959 dus als het ware gemunt tot The day the music died. Dat is eigenlijk heel mooi en bijzonder.

Na dit best transparante en begrijpelijke begin van American Pie wordt de tekst echter behoorlijk duister en cryptisch. Je zou ook kunnen zeggen dat de tekst op een fijne manier volledig ontspoort. Fans, liefhebbers en pop- en poëzieprofessors hebben er bijna een halve eeuw het al dan niet wijze hoofd over gebroken. Waar American Pie dan precies over is ook niet zo belangrijk. Dat mag iedereen voor zichzelf bepalen: dat is het mooie in kunst en schone letteren, waartoe je dit meesterwerk van acht minuten en dertig seconden toch beslist kan rekenen/

In Americain Pie komen we een jester tegen. Dat is een nar – een hofnar waarschijnlijk – dat heb ik opgezocht. Ik voel me altijd zeer verwant met hofnarren. Ook zijn er verwijzingen naar John Lennon, Karl Marx, James Dean en de andere Beatles. Heel intertekstueel en beeldend en literair allemaal. Geen kattenpis, om het zomaar eens te zeggen.

McClean had belooft iets over de betekenis of ware bedoeling van American Pie vertellen als het manuscript daarvan verkocht was. Dat gebeurde in veilinghuis Christies in New York, vijf jaar geleden. De zanger kwam met een vrij summiere verklaring. Volgens de schrijver van deze song gaat American Pie behalve over de dood over het einde van alle veel andere dingen: hoe de wereld de voorbije jaren achteruit is gegaan. Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan, zou Louis Couperus zeggen. Ik citeer nu de Belgische krant Het Nieuwsblad die McClean citeert: ‘Helaas vind je vandaag de dag nauwelijks nog poëzie en romantiek terug in dingen die gemaakt worden. Dat is eigenlijk zoals het einde van American Pie.’

Het slot van American Pie is net zo tragisch als het begin. Daartussendoor is het eigenlijk best een vrolijk lied: 

And the three men I admire most
The Father, Son, and the Holy Ghost
They caught the last train for the coast
The day the music died

Zelfs de Heilige Drie-eenheid heeft de pleiterik gemaakt. Ze hebben de trein naar Zandvoort genomen, zeg maar. Een schitterend, magnifiek einde. En dan volgt nog een paar keer in een soort akoestische kampvuursetting het refrein, een beetje lallend en boertig gezongen zoals het hoort. En dan is het voorbij. Emmely de Wilt stond die eenentwintigste juni van dit jaar dus op om te applaudiseren en ik ook. Ik denk dat Shay gewoon zou zijn blijven zitten. Ik denk dat Shay geen idee heeft wie Don McClean is. Misschien weet ze niet eens wie Buddy Holy was.


Unprofessional #6

(juli 2020)

– uno –

De tandarts heet Osama. Dat zou me misschien zorgen moeten baren, vooral omdat dit de middag is van het offerfeest. Ik hoop niet dat het uitdraait op die andere naam van deze islamitische feestdag.

Ik ben ben om begrijpelijke redenen de enige in de behandelkamer die geen mondkapje draagt. Osama klopt en tikt met een klein hamertje op de kies in kwestie die voor mijn ongerief zorgt en op die ernaast. Het is alsof mijn mond de smidse van de vader van Sietse en Hielke uit De Kameleon is en mijn kiezen het aambeeld. Vanuit mijn ongemakkelijke en benarde positie vraag ik me af waarom ik zulke dingen in godsnaam onthoud en aanwend voor middelmatige metaforiek.

Osama heeft inmiddels mijn diagnose gesteld. Vanmiddag gaan we in ieder geval niet boren, zagen of trekken. Dat slachtfeest wordt nog minimaal een week uitgesteld. In plaats daarvan mag ik een hele week aan de antibiotica. Daarvoor krijg ik in het piepkleine kantoortje van de assistente een recept. Ik babbel even met haar. Een straathoek verder wordt dat recept administratief niet geaccepteerd door de apotheker. Ik moet weer terug: het bekende verhaal van het kastje en de muur, maar ik laat me niet uit het veld slaan.

Als ik enigszins aangeslagen thuis kom en achter de computer plaats neemt kruipt poesie G met zijn warme buikje over mijn blote voeten. Dat vind ik erg empathisch van poesie G. Meestal is hij degene die opgelapt moet worden.

– due –

Diezelfde avond heb ik ineens wat pijn. Ik probeer nog heel snel wat aspirine of paracetamol of wat dan ook te scoren maar de drogisten zijn natuurlijk al dicht en de pillenbrug is en gaat me te ver.

Het is nog steeds ruim boven de dertig graden. Ik zit op de rand van het collectieve trottoirplantsoentje en er heel even doorheen. 

Dan wandelt een kleine karavaan Marokkaanse Amsterdammers voorbij in feestelijke kledij. ‘Hoe gaat het met u?’ vraagt een meisje. Het is de piepjonge tandartsassistente van vanmiddag, zie ik nu pas. Aan haar arm een oudere dame. Ze zegt dat ik haar maandag gewoon kan bellen als ik pijn blijf houden of als er andere problemen zijn.

‘Dank je wel!’ zeg ik, enigszins geroerd door zoveel oprechte vriendelijkheid. ‘U heeft een hele lieve dochter’, zeg ik tegen de vrouw aan haar arm.

‘Dat is mijn oma!’ zegt de tandartsassistente. En ze vervolgen huns weegs naar het feest.


De situatie #33 (slot)

(1 augustus 2020)

De worst

Ik heb me een hele vreemde zomer lang een worst voor gehouden. Die worst was een beloning voor een zomer hard werken en het eindelijk in mijn leven iets afmaken. Die vette worst bungelde aan een stuk touw vastgebonden aan een stok en ik joeg die maandenlang zwoegend en hijgend achterna.

Als Diederik Gommers op de cover van de Vogue of de Men’s Health zou staan in een gele Speedo of Ab Osterhaus in slechts een lederen string met een nietje in zijn buik in een ander blad zou poseren zou iedereen dat gek en zeker ongepast vinden. Schoenmaker blijf bij je leest.

Maar als Doutzen Kroes haar gedachten over De situatie gaat ventileren op haar Insta, nadat ze afgelopen maanden ‘urenlang research’ heeft gedaan vindt iedereen dat normaal en boeiend en heel informatief, zeker haar miljoenmiljard volgers op allerhande sociale media.

Doutzen Kroes heeft wetenschappelijk onderzocht dat je met het ‘het boosten van ons immuunsysteem met vitamines en voedsel dat rijk is aan voedingsstoffen’ corona kan (helpen) bestrijden en heeft daar wel een paar uur hersenactiviteit aan besteed, echt waar! Ze suggereert op Instagram bovendien dat het weer eens de schuld is van de (mainstream) media, van de farmaceutische industrie en van de regeringen die tegen ons samenspannen om onze gezondheid te knechten en waarschijnlijk ook nog eens de schuld van van Bill Gates (al laat zij die naam niet vallen). Ze zegt te zijn geboren in een familie ‘die nooit gewoon volgde’. Dat kan inderdaad heel nobel zijn en tot hele mooie kunst poëzie en literatuur leiden, maar het leidt niet steevast tot gezonde nieuwe medische inzichten, zelfs niet na ‘urenlang research’.

Doutzen Kroes is voor degenen die nog meer onder een steen leven dan ik een internationaal vermaard en geliefd fotomodel met Friese roots. Ik ben nog nimmer zo snel afgeknapt op een blond fotomodel als deze week.

Doutzen hep ook nog een zus die dieetgoeroe is en foodblogger (want dat is ook een beroep, mensen!) en die zegt dat je af en toe een overheerlijk glaasje water met opgeloste klei moet drinken voor je eigen volksgezondheid. Toen op dat drinken van klei kritiek kwam uit wetenschappelijke hoek sprak het zusje van de historische wijze woorden: ‘De wetenschap, dat is ook maar een mening. Ik ga op mijn gevoel en intuïtie af.’ 

Waarmee bewezen is dat je uit diezelfde Friese klei kunt zijn getrokken (Rens) dan wel daaruit geboetseerd door de Goede Schepper zelve (Doutzen), maar toch niet helemaal jofel bij  je (mooie) bovenkamertje kunt zijn. Niet iedereen die uit de Friese klei komt staat daar met beide voeten stevig in.

Maar even alle gekkigheid op een Friese fierljep: door al deze zotte grappenmakerij valt straks mijn vette worst van het weerzien van mijn eiland in de oostelijke Egeïsche zee wellicht in het water. Het was de bedoeling dat ik daar in het water zou vallen en niet mijn vakantie en als dat toch gebeurt zal ik dat Doutzen en haar klei-nippende zus nimmer vergeven.

Het is juist vette worst al de hele zomer voorhoud, balancerend en bungelend aan die stok voor mijn stadsbleke snufferd, potjandorie. Het mag toch niet zo zijn dat (Virus)waanzin van gekkies als Willem Engel en consorten en de blondjes Kroes at the end of the day gaat winnen en ik al die tijd tevergeefs naar die vette worst heb gereikt? Dat die heerlijke sappige worst eindigt in die vieze Friese klei van Rens, besmeurd en oneetbaar? Nee, dat kan niet zo zijn. Laat het niet zo zijn.