(augustus 2020)
Poesberichten (3)
En toen ging het ineens mis..
Het kwam niet helemaal onverwacht of uit de lucht vallen, de onheilstijding. Toen ik die donderdag van huis ging vroeg ik me even af of poesie G ons huis ooit nog zou terugzien.
Ik moet bekennen – en daar schaam ik me best een beetje voor – dat ik tijdens de laatste loodjes van Mijn reptielenbrein met het (literaire) idee gespeeld heb. Zou het niet super ontroerend en aangrijpend zijn als poesie G ergens op de laatste bladzijden zou sterven? Soms is schrijven een wreed spel.
In de wachtkamer van de de dierenarts aan het pleintje maakte poesie een vreemd geluidje, zacht en klagelijk. Dat deed hij anders nooit. Hij is best wel dapper en vasthoudend. Het beviel me niet.
In de behandelkamer, even later, waren we er snel uit. Poesie G bleek opnieuw fors te zijn afgevallen en maakte een apathische, lusteloze indruk. Niet nog een keer een infuus. Het ging gewoon niet meer.
Ik heb me vanaf januari voorgehouden dat het welzijn van G voorop moest staan en dat ik deze behandeling niet eindeloos zou rekken. Na advies van dierendokter L2 was ik er in tien minuten uit.
Het was niet meer nodig om poesie G in de literaire fictie van dit verhaal te laten sterven. Het zou echt gebeuren, met echte tranen. Soms haalt de werkelijkheid de fictie in. Ik wil niet spoilen, maar misschien gebeurt dat nog wel een keer.
Ik besloot – na enige aarzeling – dat het beter was om het geen dag langer meer uit te stellen. We zouden het direct doen. We waren hier nu toch. Poesie G zou een spuitje krijgen, zoals dat heet. Of liever gezegd: twee spuitjes.
De eerste was een verdoving, waarmee G in een diepe slaap zou geraken. De tweede was een dodelijke injectie. Ik bleef er tot het einde toe bij, om mijn gebrekkige, oude krijger en tijger te steunen. Tijdens de voorbereidingen en de uitleg van de procedure at poesie G nog dapper een paar kattensnoepjes en een stukje gedroogd vlees of gedroogde vis. Het was eigenlijk best hartverscheurend. Het laatste stukje bliefde hij niet meer.
Ik aaide hem en stelde hem gerust. Paraveterinair K kwam nog even afscheid van de patiënt nemen. Ik had de indruk dat poesie G. er vrede mee had. Hij was heel rustig, moegestreden. Bij de tweede injectie had dierendokter L2 niet eens de gehele dosis nodig. Het hartje van poesie G was al opgehouden met tikken. Poesie G was niet meer.
We probeerden zijn oogjes netjes te sluiten, maar dat valt niet mee bij overleden katachtigen. Dierendokter L2 zei dat ze mij een knuffel zou geven als De situatie dat zou toelaten. Toen was het klaar
We bewijzen poesie G nog even de laatste eer. Dan verlaten we de behandelkamer. Ik heb dan al besloten om poesie G hier achter te laten, nu ik toch niets meer voor zijn persoonlijk welzijn kan doen. Ik heb geen zin in een half illegale heimelijke begrafenis in Binnentuinesië of het Oosterpark of zo. En met urnen heb ik niet zoveel. Van dierendokter L2 krijg ik een piepklein medicijnflesje mee met een toefje geschoren vacht van poesie G. Daarmee kan ik hem helaas niet klonen, vertelt ze, maar dat lijkt me toch al niet zo’n goed idee gezien zijn genetische aanleg voor een waslijst kwalen. Bovendien was er maar een als poesie G en dat moet voorlopig zo blijven.
Daarna voldoe ik de laatste factuur en neem afscheid van het dienstdoende deel van de medische crew die poesie G de afgelopen maanden zo liefdevol heeft bijgestaan. Ik ga naar huis met een leeg reistasje, geen zin in een ijsje. Het is nog steeds bloedheet, maar het is voorbij. Het is beter zo.